Beschrijving
Beschrijven, zelf nakijken, schoonvegen en opnieuw gebruiken. Dat kan met de Taalkaarten; stevige, geplastificeerde taalopdrachten van A3-formaat waar leerlingen zelfstandig mee aan de slag kunnen. Taalkaarten zijn bedoeld als aanvullend materiaal en leuk om mee te werken. De opdrachten worden met een stift op de kaart geschreven en door de leerling zelf nagekeken aan de hand van een correctievel. Deze zelfstandige correctie draagt bij aan een goede taalontwikkeling. Na het corrigeren wordt de taalkaart schoongeveegd en kan hij de weer kast in of… direct weer gebruikt worden!
Taalkaarten kunnen per thema, per categorie of per vaardigheid worden aangeboden. De thema’s lopen in moeilijkheidsgraad op en zijn zeer gevarieerd: van sport en sprookjes tot de herfst en familie. De thema’s kunnen chronologisch doorlopen worden, maar een leerling die behoefte heeft aan extra uitdaging kan ook bij een hogere moeilijkheidsgraad starten. De categorieën waar mee gewerkt wordt, zijn woordenschat, spellingsvoorwaarden, spelling en grammatica. Iedere categorie is opgebouwd uit verschillende vaardigheden, zoals tegenstellingen, meervouden, hoofdletters, verkleinwoorden en zinnen op volorde zetten Door deze opzet kunnen leerlingen oefenen met de specifieke taalvaardigheden waar ze nog moeite mee hebben. Met behulp van de bijgeleverde werkwijzer kan voor elke leerling gemakkelijk de juiste taalkaart worden uitgezocht.
Index groep 4 | |
Per thema | |
1. Op pad | kaart 1 – 15 |
2. Herfst | kaart 16 – 30 |
3. Post | kaart 31 – 45 |
4. Naar de winkel | kaart 46 – 60 |
5. Mijn familie | kaart 61 – 75 |
6. Ik word later … | kaart 76 – 90 |
7. Telefoon! | kaart 91 – 105 |
8. Naar de haaien! | kaart 106 – 120 |
Per categorie | |
Woordenschat | |
benoemen | kaart 1, 16, 31, 33, 46, 47, 61, 76, 91, 106 |
wat hoort er bij? | kaart 8, 73, 87, 97 |
wat hoort er niet bij? | Kaart 14, 27, 53, 84, 118 |
werkwoorden | kaart 7, 41, 77, 109 |
woorden op volgorde zetten | kaart 25, 26, 67, 102 |
tegenstellingen | kaart 13, 43, 58, 71, 100 |
Spelling | |
klinkers | kaart 10, 12, 19, 24, 28, 50, 72, 80, 104, 113 |
medeklinkers | kaart 3, 42, 49, 79, 103, 111 |
regelwoorden | kaart 40, 51, 52, 74, 82, 88, 101, 115, 116 |
hoofdletters | kaart 34, 65, 94 |
letters tellen | kaart 2, 17, 62 |
Grammatica | |
rijmen | kaart 38,117 |
voorzetsels | kaart 5, 21, 57, 78 |
bezittelijke vnw | kaart 35. 69. 95 |
lidwoorden | kaart 4, 63, 92 |
samengestelde woorden | kaart 18, 32, 55, 56, 83, 93 |
werkwoord vervoegen | kaart 6, 68, 81 |
verkleinen | kaart 9, 22, 64, 108 |
meervoud / enkelvoud | kaart 23, 48, 89, 107 |
bijvoeglijke naamwoorden | kaart 44, 59, 114 |
Taalgebruik | |
tekens | kaart 15, 45, 105 |
koppelen van zin aan woord | kaart 11, 29, 54, 60, 70, 85, 86 |
zinnen op volgorde zetten | kaart 30, 90, 119 |
gatentekst | kaart 20, 36, 39, 75, 96, 110 |
alfabet | kaart 37, 66, 98, 99, 112 |
uitdrukkingen | kaart 120 |